Katharen
'Welk een eenzaamheid. Een desolate
kroon van basalt op de gekartelde rots met steile wanden. Een burcht
'Peyrepertuse' uittorenend boven het landschap.
Een
ongenadige, onherbergzame wereld. Je wordt er opgenomen in een
dierlijke rust'.
Bovenstaande regels komen uit het pocketboekje 'Franse Toestanden'
van Robert Franquinet. Meer bepaald uit één van de veertien kortverhaaltjes,
'De Renoirs'. Begin jaren tachtig kocht ik het in een tweedehands
boekenwinkeltje in Gent. Het mysterieuze verhaal en de
begeesterde beschrijving van de Katharenstreek deden mij op een
onverklaarbare wijze naar de streek verlangen. Alsof ik ze miste.
Alsof ik er een verleden had. Ik kende ze niet, ofschoon wij in de
tijd van onze Pyreneeën bergtochten met de
wagen wel eens in Foix
of Carcassonne waren
aanbeland. Maar dat waren de Oriëntaalse Pyreneeën, de link met de
geschiedenis der Katharen bezat ik nog niet. Ik zou hoe dan ook zo
vlug mogelijk naar daar reizen om met eigen ogen die wilde streek
met zijn torenhoge en met de rotsen vergroeide kasteelruïnes te aanschouwen. En ik vergroeide met de
Katharen zoals zijn ruïnes met de rotsen. Ik verdiepte mij in die
bloederige geschiedenis uit de tiende en elfde eeuw die bekend
staat als de eerste Europese genocid
Het ligt niet in mijn streven om een verklaring te geven waarom ik
die verbondenheid voel. lk kan er ook geen geven, en wil ook geen zweverige en vergezochte
redenen aanwenden om mijn gevoel te
rechtvaardigen. Telkens ik in de streek aankom geeft het mij een
gevoel van openheid, vrijheid en ademruimte. Maar tevens bekruipt
mij ook het grote mysterie dat er hangt. Er zijn momenten dat ik er,
zonder aanwijsbare reden, door immens verdriet wordt overvallen. Kortom, één grote
contradictie. Sinds de eerste reis erheen, gebeurt er wel altijd
iets die de connectie aanwakkert om erheen te trekken. En als mijn
vrouw en ik er weer eens ronddwalen nemen er op zijn minst gezegd
wel eens kleine, merkwaardige,'toevallige?' gebeurtenissen plaats.
Het is dan ook een door de wind aangeslagen land der mystieke
legendes met linken naar de koning Arthur legendes, en een burcht, Montségur,
die wel eens als de Graalburcht wordt omschreven.
Bij onze eerste reis overnachtten we in een uitklaptent boven op de
auto, nabij een eenzame boom aan de voet van de indrukwekkende rots
waarop het kasteel Peyrepertuse staat. Er moeten maar een viertal
bezoekers boven geweest zíjn. We wachtten af. Toen ze zo'n
uur voor zonsondergang met hun wagen neerwaarts reden, klommen
wij naar boven. We wilden de wilde
schoonheid van de ruïne en het omliggend landschap in grote stilte en voor ons alleen ervaren. De klim
er naartoe is geen wandeling en vergt inspanning, maar is best
doenbaar. Eens boven gekomen greep die stilte en de robuuste
donkere, halfvergane muren en spleten ons naar de keel. De zon zakte
langzaam naar de horizon en kleurde de hemel roze, move, blauw en
alle schakeringen daartussen. Even stak er een gierende, ijzige wind
op, wat alles nog magischer maakte. Toen de
overweldigende kleurenpracht bezonk, duidde een vage, horizontale
lichtstreep in het oosten de Middellandse Zee aan. Verder rondom in
clear obscuur, mistige bergen,
rotspieken, vermoedde ruïnes en één duidelijk afgetekend kasteel op
vier kilometer vogelvlucht, Quéribus. ln het halfdonker daalden we
af en bereikten onze bivakplaats als het echt donker en avond was.
De Katharen hadden ons verwelkomd en omarmd.
Bij een van de volgende reizen,
enkele jaren na ons eerste bezoek, besloten we om weer Peyrepertuse
aan te doen. De eenzame boom stond er nog
steeds tussen de keien en het dunne, droge gras aan de voet van de
rots. We besloten er, nu met de camper, opnieuw te overnachten, Maar eerst natuurlijk
weer de klim aangevat naar ons favoriete kasteel. En het tweede
bezoek ontgoochelde niet. Bij terugkomst genoten we buiten van een
zelfbereide maaltijd en een fles Peyrepertuse wijn alvorens naar bed te gaan. De ramen
stonden open en rond drie uur in de nacht werd ik gewekt door het
hemels gezang van een nachtegaal in de verte. Ondanks het vele
reizen en rondtrekken in de natuur had ik dat sinds mijn jeugd niet
meer gehoord. lk besloot er ten volle van te genieten en sloop
zachtjes uit bed om Rita niet wakker te maken. lk nam buiten plaats in een
campingstoel en genoot, bij volle maan van het unieke gezang...tot
het na een minuutje ophield.
Pech, ik had
er nog uren kunnen
van genieten. Enkele seconden later hoorde ik een zacht zoemend
geluid gevolgd door licht geritsel. En toen, vervolgde de nachtegaal
zijn concert, vanuit de eenzame boom op
vijftien meter van
mij vandaan. Op zijn minst twintig minuten lang
gaf hij mij een privé serenade. Een onvergetelijke ervaring. Dan
vloog hij op en verdween richting kasteel. lk
voelde alleen maar eeuwige dankbaarheid.
ln 2000 las een journalist-fotograaf van de Franse
radio een artikel in een Duits tijdschrift over mijn
tentoonstelling 'Kunst rond Koers.'
Hij contacteerde mij op 'old fashion way'
met een kort briefje. Dat hij groot
wielerliefhebber was, enkele Tours de France had verslagen,
kunstminded was, meer van mijn werk wou zien en graag eens contact
wilde. Kort daarop kwam hij vanuit Parijs, waar hij voor zijn werk
resideerde, op bezoek. Zijn naam was Jérome Yager, een grote, magere, kale,
joviale man van begin dertig. Het klikte meteen tussen ons.
Zijn enthousiasme werkte aanstekelijk en zijn liefde
voor 'de koers'
hoefde geen betoog. Hij vond dat we in contact moesten blijven en
nodigde ons uit om zijn vrouw Vanessa en hem eens te komen bezoeken. Hij gaf me zijn
kaartje dat te kennen gaf dat hij woonde in Domaine de la Bonde in Cuxac, een klein dorpje,
vijfentwintig kilometer
boven Carcassonne in Montagne
Noire, Katharenland.
Toen we eind 2004 België
achter ons lieten richting het zuiden
voor een twee jaar durende camperreis door
Europa verbleven we, alvorens richting Italië te
trekken, enkele dagen in een eeuwenoud en gezellig
huis van een vriend in het dorpje La Digne-D'Amond, iets ten zuiden van Limoux. Toen Rita en
ik op een avond op een terras in
Rennes-le-Chateau bij een glas onze verdere reisplannen zaten te
bespreken hoorde ik aan de tafel naast ons het woord 'Peyrepertuse' vallen. Het
was een extravagant, bejaard Brits koppel. Hij had een
pokketboekje in de hand en
op een vraag van haar antwoordde hij: "He's not French,
it's a Dutch writer." Een donkerbruin vermoeden deed mij naar de man toebuigen en ik vroeg:
"Sorry mister, but may i know which book you are reading?" "French
Situations from Robert
Franquinet, a Dutch
writer with a very French name" antwoordde hij
vriendelijk. "Wel raar" zei ik "dat iemand uit Engeland
op een Frans terras in hartje Katharen het allesbehalve bestseller boekje zat
te lezen die ons twintig jaar geleden naar de Katharen had gelokt." "Almost miraculous"-reageerden ze
verrast en uitgelaten. Toch wat overdreven omschreven
vonden wij, maar wij zijn dan ook wel wat gewoon als het dergelijke 'toeval' verhalen betreft.
Roquefixade. De kasteelruïne en het
gelijknamige kruistochtdorpje met dezelfde naam. Iets minder bekend
dan de andere burchten. Maar daarom niet minder imponerend. Als we
het middeleeuwse dorpsplein betraden was de stilte er haast
tastbaar. Een schim van een
zwartgeklede oude vrouw schuifelde langs een oude, verweerde gevel
de deur van haar huisje binnen. Een grote, logge hond met één bruin
en één helderblauw oog keek even op en gaf de luiheid voorrang op
belangstelling voor ons. Het was een uur of tien in de ochtend met een nog milde zon.
Net buiten het dorp, waar het wandelpad naar de burcht aanvangt
passeerden we een primitief
café-eethuisje met leeg terras. Voor later misschien. Nu klauterden
we naar boven, naar de Roquefixade ruïne. onder een
helblauwe hemel begon de zon nu op onze rug te brandden en de weerkaatsing op het
zanderige pad deed ook zijn werk. Ik
rondde de boog van de Roca Fissada, een brede rotsspleet
overwelft met een
stenen boog díe een muur van de burcht draagt. Het zicht was
adembenemend, temeer er nu slierten mist als listige slangen langs
de grond en de raamopeningen de ruïne binnen slopen, met
daarbovenuit in het felle zonlicht de wapperende Katharenvlag en die
van Aragon. Boven gekomen
vlijden we ons in het gras neer terwijl de mist
steeds dikker werd en door een nijdige wind over de berg en burcht
werd gejaagd. Alles zag er nu uitermate sinister uit en de koude dwong ons tot afdalen. Halfweg verdween de mist
even vlug als hij gekomen was. Rita en de honden liepen zo'n vijftig meter voor
mij uit terwijl ik
fantaseerde over hoeveel ridders te paard, minstrelen en pelgrims dit pad hadden gebruikt. Zonder enige
aanwijsbare reden bleef ik plots staan, keek naar beneden en schopte
in de gele, met keitjes vermengde grond, waardoor een kleine
medaillon of een muntje aan de oppervlakte kwam. lk raapte het op. Het had niet meer
dan twee centimeter doorsnee en was versleten en ragfijn. Ik wreef het
schoon en het gaf een zwarte kleur af. Ik likte eraan'..zilversmaak,
stak het in mijn broekzak en stapte verder. Beneden
stond Rita mij op te wachten aan het caféterrasje. we
bestelden wat te eten en te drinken.
lk haalde mijn vondst boven en wierp het op tafel. "Een toeristische
replica of echt" vroeg ze. ,,Authentiek,, antwoordde ik, "zilver en
op de draad versreten". Er was aan de ene kant een soort
tempelierskruis op te zien. Een muntje van misschien wel duizend
jaar oud. Op de honderden jaren dat het er gelegen had moeten er
duizenden mensen overheen gelopen
zijn. Maar het lag te wachten op mij.
In het tijdschrift 'Ons
Erfgoed' ontdekte ik dat het een Franse munt uit
1100 betreft waarvan er in
1988 ook een is gevonden tijdens opgravingen in mijn geboortestad
Gent
E.D.B