MISTER UNIVERS

 

Toen ik zeventien jaar oud was raakte ik in ons plaatselijk jeugdcafé bevriend met Gaston.

Hij was met zijn éénentwintig jaar toch de meeste van ons caféclubje in leeftijd vooruit.

In vergelijking met de jongste generatie waartoe ik zelf behoorde, aanschouwden we hem eigenlijk reeds als 'een man' en waren wij eerder nog wat ‘opgeschoten slungeltjes'

 

Een grote kerel was het, met snor, en goed gespierd.

Heel soepel in de omgang, een vlotte jongen, die je gerust een ‘showman’ kon noemen.

Hij vertelde honderduit sterke verhalen die hij kracht bijzette  met grote gebaren en het nodige heen en weer geloop.

Gaston had een stem als een kerkorgel, een borstkas als een muziekbox en armen sterk als scheepskabels.

Een goed getrainde reus, en daar was hij uitermate fier op.

 

Dat verworven uiterlijk had hij van thuis uit meegekregen. 

Zijn vader, die trouwens ook Gaston heette, was immers uit hetzelfde hout gesneden.

In zijn achterhuisje had hij een primitief training zaaltje ingericht, waar na de werk- of schooluren Gaston junior,

en vrijwel de hele buurt aan hun conditie kwamen werken.

Vader Gaston begeleide hen en gaf raad.

Hij stond als voorbeeld voor elke gretige bezoeker.

Een prachtatleet met een lijf als een Griekse God.

 

Wanneer Gaston junior, meestal een pintje of drie verder, over zijn vader begon te vertellen, konden wij ons niet van de indruk ontdoen dat hij nu en dan sterk overdreef en een loopje nam met de werkelijkheid.

Zo beweerde hij op een keer dat zijn vader nog had deelgenomen aan de Mister Univers verkiezingen. 

We bekeken hem met een blik vol ongeloof die we benadrukten

met een “Jaja, dat zal wel zijn” en wat verder gesar.

Doch onbewogen vervolgde hij : ”En, van die verkiezing bestaat een foto waarop hij naast Sean Connery staat, maar natuurlijk, was de James Bond acteur toen nog niet zo beroemd als nu.”

Het hek was toen helemaal van de dam en we bestierven het van het lachen.

Nu maakte onze Gaston het wel héél erg bont.

“Lach maar”, gaf hij als repliek, “jullie zullen ooit nog raar opkijken.”

Van toen af aan noemden we zijn pa steevast ‘Mister Univers’. 

 

Gaston werd later verliefd op de zus van mijn toenmalig liefje, nu mijn huidige echtgenote.

Toen hij dit vriendinnetje eens meevroeg naar zijn ouderlijk huis in Sint-Amandsberg, gingen wij ook mee.

Vader Gaston, toen al om en bij de vijfenveertig, was de originele versie van zijn zoon, en het mocht beaamd worden,

zijn nog perfect getrainde lichaam was indrukwekkend.

 

“Kom kameraad”, zei Gaston senior lachend, en leidde mij naar het voorplaatsje van het kleine arbeidershuisje.

Hij wees naar een foto aan de muur.

Op de zwart-wit opname met als opschrift 'Mister Univers 1953' stonden zeven prachtige atleten naast elkaar.

“Ja, kijk maar eens goed” zei hij.

Terwijl hij de twee middelste mannen aanwees, vroeg hij

“en wie zijn die twee hier, denk je?”

Junior had dus toch niet overdreven!

Het was inderdaad een nog erg jonge Connery die naast zijn vader poseerde.

Als toemaatje kreeg ik nog de bijkomende informatie dat de 'James Bond in wording' op één plaats na hemzelf was geëindigd in de wedstrijd.

Stond ik daar even verwonderd te kijken.

Vader Gaston uit Sint-Amandsberg naast Bond!

Wie had zoiets ooit kunnen denken! 

 

In juli 2002 stelde ik tentoon in het Franse Plouay.

'Kunst rond Koers' werd er geëxposeerd in het bekende Veloparcmuseum.

Het stadsbestuur stelde voor dat ik er een weekje ter plaatse zou logeren om steeds present te zijn op mijn tentoonstelling. Een verblijf in het mooie magische Bretagne kon mij wel bekoren, bovendien omdat er ook een Tour de France etappe- aankomst was in Plouay.

Men zou voor logement zorgen voor mij en mijn echtgenote en zelfs voor onze honden.

 

De ons toegewezen locatie was te bereiken via een vijftig meter lange oprit doorheen een prachtige tuin met hoge bomen en een kleurige bloemenpracht, en leidde naar de in Bretoense stijl villa van de eigenaars.

Achter deze villa bevonden zich twee schitterende, kleine houten huisjes en één ervan was voor ons bestemd.

Het voelde als aankomen in een klein paradijsje.

In het tweede huisje logeerde onze vriend, mijn Franse agent Jerome.

 

De derde dag van ons verblijf begaf ik mij samen met Jerome naar het plaatselijke museum, waar we na er een viertal interviews te hebben afgerond voor radio en kranten, ons begaven naar de drukke Tour aankomst.

Het was een ronduit warme zomerdag en de publieke opkomst werd  geschat op een vijftigduizend man.

Ik herinner mij nog goed dat Karsten Kroon die dag de ritwinnaar was, en ook dat ik na de aankomst bijna van mijn sokkel werd gereden door Eric Zabel die zich, vriendelijk als hij is, omdraaide en zich lachend excuseerde.

Het was een uitermate boeiende dag geweest maar niettemin waren we allebei bekaf.

We reden meteen terug naar onze rustig gelegen chambres d'hôtes. Mijn vrouw Rita wachtte ons reeds op met een bekoorlijk avondmaal in de wondermooie tuin.

Daarna waren we hoogdringend aan rust toe en trokken onze huisjes in.

 

Ik nam nog eventjes een stapeltje tijdschriften dat er op de kast lag en liet me languit op bed vallen.

Zo maar even twaalf Paris Match magazines om in te kijken.

“Dat wordt meer plaatjes kijken dan lezen” zei ik tegen Rita, wetend dat mijn kennis van het Frans evenredig is aan mijn kennis van het Portugees.

En dus werd het plaatjes kijken, en hoe!

Want het derde magazine dat ik doorbladerde was er een van

26 april 2001 en daarin stond op pagina vijf een stijlvolle, paginavolle kleurenfoto van de ondertussen bejaarde Sean Connery in een kilt.

Het opschrift luidde 'Sean Connery Scotch Label', en toen ik de bladzijde omsloeg zag ik een zwart-wit foto afgedrukt staan met daarop zeven atleten op een rij.

Het onderschrift luidde: 'Sean lors du concours de Monsieur Univers 1953'.

Naast Connery stond vader Gaston.

Het was exact dezelfde foto als in de voorplaats van het arbeidershuisje in Sint-Amandsberg, vierendertig jaar geleden.