TORCK

 

Torck en Elboma.

De namen zeggen u hoogstwaarschijnlijk niets, maar voor mij maakt alles er rond deel uit van mijn jeugdjaren.

Daarom vertel ik je het bijzondere verhaal.

 

Elboma was de naam van het bedrijf van mijn Pé Frans, de oudste broer van m’n vader.

Al rond mijn zevende wist ik waar dat woord voor stond. Electriciteit, Bobinage en Mazout.

Het was een bedrijf dat in verwarmingsinstallaties deed en waar stoomketels en verbrandingsovens werden geconstrueerd.

Pa was werkleider in het bedrijf.

Als kleine jongen ging ik er uiteraard veel op bezoek en spelenderwijs en rondneuzend wist ik mijn weg doorheen het bedrijf te vinden met mijn ogen dicht.

 

In de late vijftiger, begin zestiger jaren hadden wij thuis geen auto, wat nog frequent voorkwam in die tijd.

In de vakantieperiodes mochten wij van Pé Frans een wagen van Elboma gebruiken.

Dat kon zowel een chique stationwagen, als een doodgewone camionette zijn. Dat speelde destijds allemaal geen rol.

Als het maar vier wielen en een motor had.

De kleuren van die auto's waren onderaan donkerbruin en bovenaan beige, en op de zijflanken prijkte de naam Elboma, handgeschilderd in prachtig rode reliëfletters.

Door zo’n wagen te kunnen gebruiken lag de wereld aan ons voeten. Vandaag de dag is dit uitermate vanzelfsprekend, maar toen der tijd konden we met pa en ma, soms met nonkel en tante, neefjes en nichtjes naar zee, naar de Kluisberg of zelfs een rit tot in de verre, donkergroene Ardennen. Een avontuur op zich!

 

Opgroeien omheen dit bedrijf betekende ontzettend veel voor mij.

Alsof het gisteren was, hoor ik nog de plaatbewerkers hun keiharde mokerslagen die door de werkruimten galmden.

'Den draaier’ toonde mij hoe hij op zijn draaibank de meest fascinerende, mooie ronde, ijzeren vormen te voorschijn toverde.Ik kan nog de hitte voelen van het wit gesmolten metaal in de gieterij.

 

Via mijn peters bedrijf werd ik getrakteerd op heel wat evenementen en uitstapjes, en gingen deuren open waar je als gewoon kind niet zo gauw, of geen toegang had.

Ik voelde me bevoorrecht als een rijkeluiskind.

Er was het tweejaarlijks groot bedrijfsfeest met allerhande verrassingen, ook op muzikaal vlak.

Deelnemen aan de toen nog jaarlijkse Gentse bloemenstoet.

In 1958 kon ik tot drie maal toe naar de Wereldexpositie in Brussel.

Geen wonder dat ik verknocht was aan het bedrijf en de naam 'Elboma' een magische uitwerking op me had.

Een weelde aan indrukken en ervaringen voor een kleine dreumes als ik.

 

Niet eigenaardig dus dat in mijn allereerste tekeningen er steeds terugkerende thema’s verschenen, zoals stoomketels,

pick-ups, Volkswagenbusjes. En altijd voorzien van de naam Elboma. Zelfs op mijn speelgoedautootjes schilderde ik de naam.

Het was een belangrijk onderdeel in mijn kindertijd en heeft zelfs een voornaam deel van mijn later leven bepaald.

 

Rond de leeftijd van vier kreeg ik van mijn ouders een trapautootje cadeau.

Ze hadden het gehaald bij een speelgoedfabrikant uit Deinze.

Het was een Torck. Geen kopietje van een bestaand automerk of dus lang niet een extravagant speelgoedwagentje.

Hoe dan ook, voor mij was het een godsgeschenk.

De kleur was bleekblauw met achteraan een laadbakje.

Ik hotste ermee rond dat het een lieve lust was.

Het was niet uit mijn handen, en mijn voeten losten het niet.

Ik vervoerde er zandstenen mee of wat dan ook, en zelfs meestal belandde mijn hond Daisy, m’n beste vriend in de laadbak.

Zonder precies te kunnen definiëren wanneer, en buiten mijn weten om, is het trapautootje in elk geval verdwenen. Uit mijn leven, zeg maar.

Het zal rond mijn elfde of twaalfde jaar zeker wel in onbruik zijn geraakt, en mogelijks heeft moeder het met de oud-ijzer ophaler of een koopman meegegeven. Zo ging dat toen.

Als je nu zo’n spullen kwijt wil moet je ze naar het containerpark brengen.

 

Een dertigtal jaar later slenterden mijn vrouw en ik rond op een

occasionele rommelmarkt in Deinze, toen ik ineens, tussen allerhande brocante en spullen, precies zo’n zelfde trapautootje zag staan als ik gehad heb.

Me goed bewust dat zo’n dergelijk collectiestuk een aardig duitje kon kosten, informeerde ik, gespeeld onverschillig om de prijs te drukken, wat dat gevalletje mocht kosten.  

De man bepaalde de prijs op drieduizend, destijds nog frank.

Ik hapte meteen toe.

Zo vond ik exact hetzelfde Torckje als het mijne en dan nog in hetzelfde fabrikaatstadje van destijds.

Het leek alsof ik iets van mijn eigen dierbare bezit terughad.

Zelfs de roestvlekken en de krassen op de ‘capot’ leken identiek. Maar dat kan natuurlijk mijn verbeelding geweest zijn. 

 

Het trapautootje kreeg meteen een ereplaats in het huis dat we toen nog niet zo lang betrokken in Wannegem – Lede.

Ook toen we zes jaar later verhuisden naar een gekochte woning in Kluisbergen, kreeg het daar een voorname plaats voor een tiental jaren. Want toen zagen we ons door omstandigheden verplicht het huis te verkopen en hebben nadien met de camper twee volle jaren doorheen Europa gereisd.

 

Bij onze terugkeer in 2006 vestigden wij ons in Ellezelles, een  dorpje net over de taalgrens.

Ook in deze woning stond het liefogende trapautootje op een voorname plaats en kreeg ondertussen heel wat aandacht van vrienden, kennissen en toevallige bezoekers.

Het maakte ondertussen zowat deel uit van ons gezin.

Het kreeg zelfs nu en dan iets functioneels toebedeeld en zo werden al geruime tijd onze dikke fotoalbums netjes in het laadbakje gedeponeerd.

 

Op een dag raadpleegde ik die familiealbums, op zoek naar jeugdfoto’s om op mijn website te plaatsen.

Geknield voor het autootje in de albums snuffelend, zag ik ineens ter hoogte van de trappers, tussen de zijwand en een steunijzer een stukje papier. Enkel een randje was zichtbaar. Heel nieuwsgierig probeerde ik het voorzichtig los te wrikken, wat niet meteen lukte. Met de hulp van een scherp mesje en het nodige geduld kreeg ik het papiertje uiteindelijk los, zij het wel in drie stukjes.

Het was een gelijnd cahierpapiertje dat vergeeld van ouderdom en met door roestvochtigheid opgelopen vlekjes toch nog een tekeningetje liet zien. Zorgvuldig paste ik de stukjes ineen en wat ik toen zag deed me perplex staan.

Een naïef en kinderlijk getekend volkswagen minibusje met op de zijwand 'Elboma' was wat ik in handen hield.

Het trapautootje uit mijn kindertijd!!

Wonderbaarlijk had mijn wagentje zich op een ondoorgrondelijke manier een weg gebaand naar mij en stond al twintig jaar zonder het te weten in onze woningen.

Het was alsof het had gewacht om zijn geheim prijs te geven en doodleuk te kennen gaf “verassing, hier ben ik weer”.

Mijn eigenste Torckje maakte nu zeker terecht deel uit van het gezin.

 

Reken maar, als we nog eens komen te verhuizen voorzie ik een nog meer bijzondere plaats.

Wat het uiterlijke betreft lijken mijn trapauto en ikzelf dezelfde opgedoken eigenschappen te vertonen. Heel wat jaren ouder, wat roestig en krasserig.

We schelen uiteindelijk ook maar een viertal jaren in leeftijd.

Maar de wieltjes draaien nog.